Killing Fields

Geschreven door Andreas Kinneging op 18-02-2020

Recentelijk zag ik de film Killing Fields uit 1984, die als onderwerp heeft de —waar gebeurde— belevenissen van een Amerikaanse en inheemse journalist ten tijde van en na de machtsgreep van de Rode Khmer is Cambodja. Volgens het British Film Institute behoort het tot de honderd beste Britse films van de twintigste eeuw. Alle kritieken die ik gelezen heb zijn buitengewoon lovend. De film wordt alom de hemel in geprezen als een voortreffelijke ‘anti-oorlogfilm’. Zoals wel vaker, ben ik ook in dezen een geheel andere mening toegedaan. Hoewel goed geacteerd en mooi gefilmd, is Killing Fields een slechte film. Waarom? Omdat de kijker uitsluitend wordt getrakteerd op beelden over de verschrikkelijke daden van het regime van de Rode Khmer (1975-1979), maar er in alle talen wordt gezwegen over de oorzaken van die verschrikkelijke daden.

We zien shots waarin de stadsbevolking naar het platteland wordt gedreven om daar, in identieke kleren, te werk te worden gesteld. We zien dat ze daar een uiterst Spartaans leven leiden en onderworpen zijn aan de tirannieke willekeur van de veelal extreem jonge —tieners— Rode Khmer-strijders. We zien dat mensen worden gedood omdat ze opgeleid zijn en/of vreemde talen spreken. En we zien een killing field: een van de vele velden bezaaid met duizenden en duizenden skeletten, die het resultaat waren van het feit dat het regime er mensen en masse liet executeren en wegrotten. In het totaal was het regime verantwoordelijk voor de dood van ongeveer één derde van de eigen Cambodjaanse bevolking, zo’n twee miljoen mensen.

Het is allemaal te erg voor woorden natuurlijk. De vraag die onmiddellijk in je opkomt als je de film ziet, is: waarom doen mensen in Godsnaam andere mensen —hun eigen landgenoten nota bene— zoiets aan? Alles wat wij mensen doen, ook alle misdaden die worden begaan, zijn immers ingegeven door een gedachte, een idee, een doel, een ideaal, een reden. De film zwijgt daarover echter als het graf. Zelf niet één woord wordt eraan gewijd. En daarom is het een slechte film.

Wat was het ideaal dat aanzette tot deze daden en ze moest rechtvaardigen? De Rode Khmer heette niet voor niets rood. Het waren communisten. Hun doel was, in navolging van de communistische leider van China, Mao-ze-Dong, het land om te vormen tot een agrarisch-socialistische heilstaat. En dat is precies wat ze hebben getracht te doen, nadat ze in 1975 aan de macht waren gekomen. De terreur, de totalitaire onderdrukking was dus een direct gevolg van de communistische ideologie. Dat is wat je krijgt als je de communistische idealen probeert te verwerkelijken. Dat is althans wat ik denk.

De maker van de film denkt er duidelijk anders over. Dat valt op te maken uit het algehele stilzwijgen over het communisme in de film. En uit het feit dat aan het einde ervan, terwijl de twee hoofdpersonen elkaar omarmen, omdat ze elkaar na veel treurnis hervonden hebben en het dus eind goed al goed is, de kijker John Lennons fameuze lied ‘Imagine’ te horen krijgt —een lyrische ode aan het communisme. Het bevat onder andere de strofe: 'Imagine no possessions, I wonder if you can, No need for greed or hunger, A brotherhood of man.' Dat was mijn inziens precies wat de Rode Khmer ook wilden en in de praktijk hebben proberen te brengen. De maker van de film wil de kijker echter laten weten dat het regime niets te maken had met het communisme. Het was een aberratie, ingegeven door wat dan ook, maar zeker niet het gevolg van die ideologie.

Ik ken deze reflex maar al te goed. Nog vlak voor de Val van de Muur (november 1989) en het einde van de Sovjet-Unie (december 1991) waren er in het Westen vele sympathisanten van het communisme. Allemaal mensen die het communisme zagen als het antwoord op onze problemen. Hoe dat dat nou? Inmiddels was toch al vele jaren duidelijk geworden hoe onmenselijk en moorddadig het communisme is, zodra men het in de praktijk tracht te brengen? Alleen al zeventig miljoen doden in China en dertig miljoen in de Sovjet-Unie. Dat zegt toch genoeg? Nee dus. Ondanks deze gruwelijke feiten, slaagden velen erin desniettemin in het communisme te blijven geloven. Steeds door dezelfde mentale operatie. Toen het niet langer mogelijk was de miljoenen moorden te ontkennen, viel men steevast terug op het argument dat het ‘reëel bestaand socialisme/communisme’ niets te maken had met het echte communisme. Het eerste zou het gevolg zijn van domheid en/of slechtheid en zeker niet het noodzakelijke gevolg in de praktijk van een wereldvreemde ideologie. Neen, het ‘echte’ communisme/socialisme was nog nooit in de praktijk gebracht. Zei men dan.

Na de Val van de Muur en de ineenstorting van de Sovjet-Unie raakte het socialisme/communisme uit de mode. Velen van ons dachten dat de ideologie nu voorgoed was beland op de vuilnishoop van de geschiedenis. Maar dat was te snel geconcludeerd. In werkelijkheid is ze slechts in winterslaap gegaan. En nu zien we overal in het Westen een hernieuwde belangstelling en een hernieuwd geloof opkomen. En al deze neofieten zeggen weer exact hetzelfde: ‘Neen, het voorheen “reëel- bestaande socialisme” heeft niets te maken met het echte socialisme, waar ik een voorstander van ben. De idealen zijn vroeger slecht uitgevoerd. Maar het kan ook anders en beter’. Je vraagt je af wat de reactie zou zijn als iemand zoiets van het fascisme zou zeggen: ‘Neen, het Derde Rijk is geen goede toepassing van de fascistische ideeën. Maar het echte fascisme, dat is wel degelijk nastrevenswaardig’.

Wat zeker niet helpt is dat de belangstelling voor en dus ook de kennis van wat er destijds in China, Rusland en vele andere landen is gebeurt, inmiddels is gedaald tot vrijwel nul. Het ‘reëel bestaande socialisme’ van voor 1990 is terra incognita geworden. Wie kent nog Alexander Solschenitzyn? Wie heeft nog zijn magistrale Goelagachipel-trilogie gelezen? Wie heeft er nog gehoord van Wassili Grossman en heeft zijn meesterwerk Leven en Lot gelezen? Dit laatste boek is extra interessant, omdat het haarfijn en uit eigen ervaring de frapperende gelijkenis beschrijft tussen de Sovjetunie en het Derde Rijk…

Dat laatste is een punt van groot belang. Niet alleen Grossman heeft op de deze gelijkenis gewezen. Vele anderen hebben dat ook gedaan. Op grond van die gelijkenis is zelfs een nieuw woord gemunt: het totalitarisme. Het is met name het klassieke werk van Hannah Arendt geweest, getiteld The Origins of Totalitarianism (1e editie 1951), dat dit nieuwe woord op de kaart heeft gezet en daarmee ook het achterliggende idee dat het nazisme/fascisme enerzijds en het socialisme/communisme anderzijds in hun praktische uitwerking als twee druppels water op elkaar lijken. Sympathisanten van het socialisme/communisme hebben het begrip totalitarisme echter altijd afgewezen.

Dat had theoretisch niet gehoeven. Wie meent dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen het ‘echte’ en het ‘reëel bestaande socialisme’, kan in principe goed accepteren dat het ‘reëel bestaande socialisme’ op het fascisme lijkt. Maar kennelijk ging dat toch te ver. Het ‘reëel bestaande socialisme’ was dan wel niet perfect in de ogen van deze mensen, maar zo erg als het fascisme is het zeker niet geweest. Wie ze wel over één kam scheert, zoals Arendt cum suis, ‘demoniseert’ de Sovjetunie, de DDR etc.

Zo zei en zegt men.   Wie heeft er nou gelijk? Ik heb heel wat boeken gelezen zowel over het ene systeem als over het andere en doe dat nog altijd. Gewoon omdat mij al sedert veertig jaar de vraag bezighoudt hoe een staat zo kan ontaarden dat hij verandert in een monster en zijn eigen burgers opvreet. Op dit moment lees ik de memoires van Erich Loest, Durch die Erde Ein Riβ, Mitteldeutscher Verlag 2016 (1990), die zowel nazi als communist is geweest. Erg leerzaam.

Mijn conclusie is dat Arendt c.s. gelijk hebben. De twee systemen lijken in de praktische uitwerking op elkaar als een eeneiige tweeling. Hieruit volgt een verrassende conclusie, die van enig belang is: iedereen die nog altijd gelooft in het socialisme/communisme, omdat hij zich wijs maakt dat de praktijk tot nog toe niets met de theorie te maken had en probeert alsnog het ‘echte socialisme/communisme te verwerkelijken, helpt dus zonder het te beseffen mee aan het optuigen van een systeem dat grote gelijkenissen zal vertonen met het Derde Rijk.

Daarom heb ik een suggestie. Ik zou willen dat de terechte aandacht die het Derde Rijk krijgt en de terechte herdenking van de vele moorden die door de nazi’s/fascisten zijn gepleegd, wordt aangevuld met een soortgelijke herdenking van de communistische onderdrukking en de door de communistische regimes gepleegde gruweldaden. Liefst tegelijkertijd, onder het motto ‘Nooit meer totalitarisme’. Dat is van groot belang, want alleen wie begrijpt dat beide systemen verwerpelijk zijn en een afglijden in beide richtingen koste wat het kost moeten worden vermeden, heeft een moreel kompas dat scherp genoeg is om de juiste richting te vinden tussen deze Skylla en die Charibdis. Wie alleen maar hoort hoe verschrikkelijk het fascisme/nazisme is en over het communisme/socialisme niets —of erger nog— alleen maar goede dingen, is ziende blind voor een groot gevaar.

Ik vermoed zomaar dat mijn suggestie niet zal worden nagevolgd. Waarom? Omdat te veel mensen toch onderhuids sympathie hebben voor het socialisme/communisme, hoeveel ellende het ook in het verleden heeft aangericht. Het onderliggende idee is in hun ogen namelijk nobel en goed. Het staat voor gelijkheid, net als het heersende liberalisme. Maar het neemt het ideaal van de gelijkheid nog veel serieuzer dan het liberalisme. Het is dus, zo gezien, een betere, principiëlere versie van het liberalisme. Vandaar de sympathie. Wie voor gelijkheid is, kan toch niet slecht genoemd worden? In ieder geval niet zoals de fascisten/nazi’s, die voor ongelijkheid waren.

Hier doemt een interessante vraag op. Als gelijkheid iets goeds is, is dan meer gelijkheid beter? En is absolute gelijkheid het beste? En omgekeerd: als de ongelijkheid die door het fascisme/nazisme werd gepropageerd, namelijk die tussen de rassen, verwerpelijk is, betekent dat dan dat alle andere vormen van ongelijkheid ook verwerpelijk zijn? Met andere woorden: is gelijkheid in alle varianten per definitie goed en ongelijkheid in alle varianten per definitie slecht? Of zijn er in tegendeel varianten van de gelijkheid die slecht zijn en varianten van de ongelijkheid die goed zijn? Het is een vraag die ons in de komende jaren nog sterk zal bezighouden.

Terug naar nieuwsoverzicht


Meer artikelen uit Column prof. Kinneging

Het tekort aan kinderen

Column prof. Kinneging

Lofzang op de markt

Column prof. Kinneging

Het huwelijk: een open norm?

Column prof. Kinneging

Academische vrijheid

Column prof. Kinneging

Classificatie en hokjesgeest

Column prof. Kinneging